Skip to main content

Koopmannentroep

By 16 april 2018januari 5th, 2021Geen categorie

De jaren in ‘t Zand (N-H)

Er waren van die gelegenheden dat je als kind werd uitbesteed. Bijvoorbeeld omdat je ouders op vakantie gingen. Zelden meer dan een week. Maar wat voor een week. Ik weet me te herinneren dat we (de oudste drie) werden ondergebracht in huize Tol, waar ‘het meisje’ zolang als oppas fungeerde. De zondag waarop ze vertrokken waren probeerde ik al wanhopig in het ouderlijk huis terug te komen. Maar de achterdeur was op slot, het huis reageerde op geen enkele manier. Zelfs het wc-raampje dat anders altijd open stond bleef dit keer hermetisch gesloten. Ik huilde hartverscheurend. Dat maak ik althans op uit de mengeling van angstige blikken van Hans en Dick Tol, hun pogingen mij bij te staan bij mijn inbraakpogingen en hun herhaalde voorstel om naar huis te gaan. Hun huis wel te verstaan.

Onze ouders gingen jaar in jaar uit op vakantie met ome Cor en tante Gré Tol en met ome Gerard en tante Corrie Zomerdijk, respectievelijk het slagers- en kruideniersechtpaar in ‘t Zand. Consumptief gezien een verstandige keus. Het enige wat nog aan hun leeftocht ontbrak waren verse groenten. Dus was een van hun vaste gewoonten het bezoek op zondagochtend, de eerste vakantiedag,  aan de Hoogdorperweg. Bij opa en oma Koopman sloegen de zes vakantiegangers kroppen sla in, andijvie, sperzieboontjes en wat het land verder bood, zodat ze in elk geval de eerste dagen in den vreemde zonder problemen zouden doorkomen. Er was geen sprake van die bespottelijke neiging van Hollanders om hun auto vol te laden met koffie en aardappelen. Het had meer te maken met de zekerheid dat de leeftocht van superieure kwaliteit was, slechts vergelijkbaar met de leven reddende vitaminen waarmee schepelingen bij Kaap de Goede Hoop een dreigende scheurbuik afwendden.

Een paar keer gebeurde het dat we daar achterbleven terwijl de ouders aan hun avontuur begonnen. We, dat waren Dick Tol en ik bijvoorbeeld. Ik maakte kennis met grotere neven als Lau en Dick van Ome Jaap. Neven die Dick T. trachtte te imponeren (dat zou hij jaren later weer doen, toen we pas in Heemskerk woonden. De Bachstraat al zo’n beetje bewoond, de straten achter ons: Wagenaarstraat, Ravelstraat en Pijperstraat (met daar weer achter de zomerse krekels) nog in de fase van afbouw. Er liep een naamgenoot van ons rond, die zelf vlakbij in een wit gepleisterd huisje woonde, in de schaduw van een paar kastanjebomen. Dirk Koopman. Geen idee hoe oud die toen was, maar laten we zeggen dat hij rond de pensioengerechtigde leeftijd hing. Dirk liep rond met zijn hond, blijkbaar om ongewenste bezoekers op afstand te houden. En passant waarschuwde hij ook ons (ironisch?), dat hij ons niet moest aantreffen in een van de nieuwe huizen. Dick (13) pakte het volwassen aan. Het antwoord op deze opmerking ontwijkend vroeg hij op de man af: “Zeg, verdien je hier eigenlijk nog wat mee Dirk?”. Ik moet zeggen: we waren snel en het pleit voor zijn laatste restje beheersing dat de hond aan de lijn bleef).

Ik vroeg me af wat ons tot neven maakte, wat wij gemeen hadden. Zij waren kind aan huis, ongetwijfeld ook doordat hun andere opa en oma in de boerderij ernaast huisden. Tikkeltje genant vond ik het Dick de twee autochtonen te horen uitdagen te bewijzen dat ze hier meer rechten hadden, sterker waren. Tot een handgemeen kwam het net niet; ik zou trouwens mijn medewerking hebben geweigerd. Ik weet haast wel zeker dat Dick zich daarvan bewust was. Het hinderde hem niet.

Ik weet nog dat oma ons op een woensdag nog eens naar ‘de mart’ dirigeerde in Beverwijk. Gewoon de hele weg aflopen, steeds maar rechtdoor, tot zich ergens een zwart geteerde schuur aandiende. Geen idee meer waar dit merkteken stond, maar hij stond er inderdaad. Enigszins bevreesd als we waren ondanks de overtuigende routeduiding de weg kwijt te raken liepen we uiterst langzaam, in de verwachting dat oma ons op de fiets wel zou inhalen. We hadden buiten haar opzet gerekend. Zij stelde zichzelf in de gelegenheid haar zaakjes nog even af te handelen. En het zou mij niet verbazen als ze onderweg niet 1 of meerdere keren was afgestapt om een praatje te maken met deze en gene. Toen ze ons inhaalde bleken we al bijna op de plaats van bestemming te zijn, ondanks alle onzekerheid.

‘We’, dat waren ook wel de drie oudsten, de Koopmannentroep zoals ze ons in ‘t Zand noemden. We hebben een paar keer aan de Hoogdorperweg gelogeerd, ongetwijfeld vanwege de vakantie van onze ouders. De kennismaking was wat gedwongen. ‘Jij bent Sint Jozef’ zei ze tegen mij, ‘En jij Prins Bernhard’ op Lau wijzend. ‘En jij’- ze aarzelde omdat ze zo gauw geen betere naam kon vinden, de kwalificatie bij nader inzien toch wel wat al te denigrerend vond, of omdat ze weinig heil zag in zijn toekomst? – ‘… jij’ zei ze haar vinger richting Leon prikkend, ‘jij bent spuit elf’. Leon was nog te weinig brandweerman op ook maar bij benadering de betekenis te peilen van deze kwalificatie.

Later drong langzaam de herinnering bij me door aan de eufemistische vloek die oma regelmatig ontviel: ‘AchlieveJezusMariaSintJozefenPrinsBernhard.’

Andere omgeving, andere identiteit. Geen idee of oma ermee tot uiting bracht niet tevreden te zijn met de namen die onze ouders ons hadden gegeven. Misschien trof haar wel de sterke gelijkenis met dragers van de nieuwe namen. Of had ze de intentie ons spelenderwijs wat bij te brengen van de volwassen wereld. Hoe het zij: ze ging genadeloos in tegen onze jonge individuele gevoelens door ons al de eerste ochtend na het opstaan alle drie een andere naam te geven. Later drong langzaam de herinnering bij me door aan de eufemistische vloek die oma regelmatig ontviel: ‘AchlieveJezusMariaSintJozefenPrinsBernhard.’ Daar zaten voor een deel onze namen in. Als het erger was varieerde ze met ‘AchlieveChristusArie’ of een hartgrondig ‘Gortvergeme’.

Nu moet ik eerlijkheidshalve vermelden dat we van huis uit al enigszins vertrouwd waren met het arbitraire karakter van onze namen. Natuurlijk: we hadden geloof ik al enig benul van ons voorgeslacht, dat garant stond voor twee voornamen: Frans en Lau. Maar we waren er niet in elke situatie gelukkig mee. Als we in een grote berg zand aan het spelen waren, op onze eigen wijze het erf verhardden of anderszins bij uitstek mannelijk activiteiten ontplooiden, konden we onze namen niet handhaven. Het gaf geen pas dat chauffeur Frans aan stratenmaker Lau of spitter Leon vertelde dat zijn vrachtwagen helemaal vol moest. Dat waren geen namen. Dus gebruikten we onze werknamen: Arie, Dirk, Piet. Die pasten bij het werk, de wat ruigere atmosfeer. Het gaf ons de gelegenheid met autoriteit en waarheidsgetrouw te communiceren. De romantische gedachte dat de naam van een zaak of persoon naadloos aansluit op het aangeduide klopte wat ons betrof; in ons leefde het magische besef dat je met de juiste namen wel degelijk de zaken beter naar je hand kon zetten.

Spelen deden we op het Hofland bijna altijd buiten, in een tuin die inmiddels al lang is opgegaan aan nieuwe, wezensvreemde huizen in een rijtje. En dat terwijl er zo’n mooie beukenhaag liep, er een waterput stond (die niet bij het land van opa hoorde), en niet te vergeten de schuur, opgetrokken uit een houten geraamte, bekleed met uit hun ronde vorm gehaald blik, uitgerold tot brede banen die aan de buitenkant groen waren geschilderd. Binnen kisten met bollen, gestapeld. Jaren later zaten daar Ome Jaap, Ome Jan en Ome Ado (als ik me goed herinner) schorseneren in kisten te sorteren, de grootste ter lengte van de houten veilingkisten. Klasse A ongetwijfeld. Opa keek naar mijn idee toe, en gaf slechts af en toe aanwijzingen.

Achter de schuur een altijd interessante mestvaalt, om welks geur je niet heen kon. In de schuur (met vierkante koekblikken vol roestige spijkers en onderdelen en gereedschap dat zo te zien zelden gebruikt werd) hebben we nog eens een klein katje op onze eigen wijze geprobeerd te domesticeren. Of we er krassen bij opliepen weet ik niet meer, maar wel dat we erin slaagden het beest aan een achterpoot vast te binden met een touw dat houvast kreeg aan een stok die we in de zandvloer van de schuur sloegen. We verzorgden onze kat met schaaltjes water en eten, gehaald bij oma. Haar achterdocht over wat we met haar restjes eten moesten reikte niet ver. Opa bevrijdde het beest en wees ons terecht. Achteraf was zijn ingreep niet zo erg, vreten deed het katje toch niet.

Bij opa en oma Koopman logeren betekende slapen op een kermisbed, vreemde deurklinken van een onbekend materiaal dat in de verte leek op het bakeliet van onze radio, een wc die heel anders rook dan thuis, een greppel achter het huis tegen de hoge elzenhaag waar het waswater in wegliep en waar ome Jan (die boven opa en oma woonde) een tomatenplant had neergezet die ik daar voor het eerst zag, compleet met een paar rode vruchten, de geur van nat zand tussen de bonenstokken als het geregend had, en op lange lege zondagen spelen met een wagonnetje dat op rails liep en waar Stam zijn oogst mee naar de notweg transporteerde.

Het gebeurde een enkele keer dat er Heemskerkers richting ‘t Zand kwamen. Zo herinner ik me dat Oma Koopman een nacht zou blijven slapen. Na het avondeten zaten we in de voorkamer te praten. Het werd langzaam donker. Iemand (mijn moeder) deed het licht aan. Oma stond op en deed het weer uit. We gingen lekker zitten ‘skemeren’. Op den duur waren er slechts de stemmen van de volwassenen, en het vuur van een sigaret die in het donker opgloeide. Mij waren ze in het donker kwijt geraakt.

Wij verhuisden vanuit ‘t Zand toen ik 10 jaar was. Dat moet dus in 1958 zijn geweest.

Toen we eenmaal in Heemskerk woonden gingen we regelmatig naar het Hofland. Om groenten te halen (‘Zo maatje’, was steevast de begroeting van opa als ie op zijn knieën lag te rooien en me zijn gekromde mes overhandigde waarmee ik de sla of andijvie kon snijden).

Ik ben nog eens in zomertijd van school naar het Hofland gerend om de aankomst van een Tour de France-etappe, een bergetappe waarschijnlijk, te kunnen zien. Hoewel oma nauwelijks leek te begrijpen hoe belangrijk het onderwerp van de directe uitzending was zette ze toch het toestel aan. Ik keek. Niet veel later haalde oma overdreven attent een mevrouw binnen. Haar misprijzen over mijn aanwezigheid, of misschien wel de combinatie van mij en de tv die aan stond was voelbaar. Oma posteerde zich met haar gast aan de andere kant van de tafel, zo ver mogelijk verwijderd van de uitzending. Vanuit een ooghoek meende ik zelfs te bespeuren hoe ze zich letterlijk in een bocht wrong om zichzelf tussen de mevrouw en het hinderlijke beeld te posteren. Het werkte averechts. Toen ik geen antwoord kon geven op de vraag hoe lang de uitzending nog duurde stond oma op zeker moment op, liep naar de tv en zette hem uit, ondertussen nadrukkelijk doorpratend tegen haar bezoekster. Ik verstijfde: zo’n etappe, een paar kilometer de longen uit mijn lijf gelopen om niets te missen van een heroïsch stuk fietsen en dan zo’n etter van een wijf die mijn oma uiteindelijk toch had overgehaald het toestel tot zwijgen te brengen, zodat zij in alle rust konden kletsen. ‘Godverdomme’ ik stond met een ruk op en verdween naar buiten, nog net signalerend dat mevrouw Bisschop iets als nounou slaakte en oma met een handbeweging duidelijk maakte geen acht op mij te slaan.

Overigens had ik zelden ruzie met oma. Ik was eerder een van haar favorietere kleinkinderen, niet in de laatste plaats omdat ik regelmatig de tuin deed. En hoe. Tegen iedereen die maar stil stond om een praatje met de tuinman te beginnen liet ze weten zeer content te zijn met het resultaat waar mijn aanwezigheid na een ochtend ploeteren garant voor stond. Het leverde mij wat zakgeld op, dat oma desgewenst deels in een potje bewaarde. Ik zal veertien zijn geweest toen ik met het saldo van mijn inspanningen naar de Heemskerkse kermis ging. Op de middag van de eerste kermisdag zat ik met wat jongens aan een tafel bij ouwe Jan Nijman, Café Flora aan de Deutzstraat. We planden het drie dagen durende feest. Jos de Wit meldde vastberaden dat hij het met driehonderd gulden wel zo’n beetje dacht te redden. Ik deed er het zwijgen toe. Mijn spaarzin had een tiende van zijn begroting opgeleverd.

Frans Koopman Lzn.